In 1625 kreeg een aantal rijke Amsterdammers toestemming om het voormalige jachtgebied van de graven van Holland te ontginnen: ’s-Graveland. De Amsterdammers zagen het droogleggen van de meren en het ontginnen van land buiten de stad als een goede investering. Binnen tien jaar was de ontginning ver genoeg gevorderd om het gebied te kunnen verkavelen. De nieuw ontstane polder werd verdeeld in 27 kavels. Kavels 18 en 19 waren in het bezit van de broers Cornelis (1629-1691) en Johan Tromp. Op kavel 20 stond het buiten van Joan van Hellemont en zijn echtgenote Margaretha van Raephorst. In 1665 overleed Van Hellemont en twee jaar later trouwde Margaretha met Cornelis Tromp. In de zomer was het echtpaar in ’s-Graveland, de winters werden doorgebracht aan de Keizersgracht in Amsterdam. In het rampjaar 1672 ging de buitenplaats van Cornelis en Margaretha in vlammen op. Rond 1678 verrees er een nieuwe buitenplaats: Syllisburgh. Een verwijzing naar de titel Graaf van Syllisborg die Tromp had gekregen van de Deense koning Christian V. Na het overlijden van Tromp in 1691 kreeg het de naam Trompenburgh. In de architectuur van het woonhuis zijn veel verwijzingen naar het zeevaarders bestaan van de familie Tromp. Zo ligt het huis in het water, waardoor het iets weg heeft van een schip in de zee. Het dak toont vergelijkingen met een scheepsdek en in de koepelzaal worden zeeslagen weergegeven.