In 1796 legt M. de Goeje Hilversum en omgeving op deze aquarel vast. Duidelijk zichtbaar zijn de Dorpskerk en een molen. Verder is er weinig te zien aan de bebouwing. Wat opvalt zijn de verhogingen in het landschap op de voorgrond van het schilderij. Het zijn de resten van grafheuvels, die op verschillende plekken in het Gooi voorkomen. Bijvoorbeeld op de Zuiderheide en de Hoorneboegse Heide. Op de heide tussen Hilversum en Laren zijn de zeven bergjes stille getuigen van tien grafheuvels die vierduizend jaar oud zijn. De lokale historicus Albertus Perk doet in de negentiende eeuw onderzoek naar de grafheuvels en hij vindt twee urnen, waarvan één ‘verbrande beendertjes’ bevat. In 1924 treft A.E. Remouchamps – conservator van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden – in dit gebied een grafkuil met urnen, een bronzen dolkje en vuurstenen pijlpunten: objecten die door de eerste bewoners van dit gebied zijn gebruikt.