In de loop van de zeventiende eeuw komt in Hilversum een nieuwe beroepsgroep op - de fabrikeurs - die een schakel vormen tussen wevers en de markt. De fabrikeurs leveren wol, katoen en weefgetouwen aan arbeiders die vanuit hun eigen woning Spinnen en weven. Het eindproduct (vaak gestreepte katoenen stoffen) wordt door de fabrikeur verkocht. In 1772 zijn er ruim veertig fabrikeurs actief in Hilversum. Later ontstaan er centrale werkplaatsen waar niet alleen stoffen, maar ook tapijten worden gemaakt. De fabrikeurs groeien uit tot fabrieksdirecteuren, die in mooie huizen vlak bij de fabrieken wonen: de fabrikeurshuizen. Lambert Fokker, hier afgebeeld, is zo’n fabrikeur. Zijn fabriek staat aan de Veerstraat. Het verschil in stand tussen fabrikeur en arbeider is groot. Fabrikeurs schrijven zelfs voor in welke winkel de arbeiders hun boodschappen moeten doen (winkelnering). Kinderarbeid is heel gewoon. Jongens vanaf zes jaar werken als spoeler en er zijn ook voorbeelden van meisjes van vier die moeten spinnen.