Eeuwenlang vinden overleden Hilversummers hun laatste rustplaats in of rondom de Dorpskerk, de latere Grote Kerk. In de loop van de achttiende eeuw worden de nadelen van het begraven in de kerk steeds duidelijker. Stankoverlast, verzakkingen en open graven zijn de redenen dat vanaf 1795 niet meer in de kerk mag worden begraven. Hilversum is een van de eerste plaatsen in Nederland die een begraafplaats laat aanleggen buiten de bebouwde kom. Al vóór het landelijke verbod opent op 1 januari 1793 Gedenkt te Sterven, op de oude Torenlaan (direct achter de kerkbrink), net buiten de bebouwde kom van Hilversum. De begraafplaats doet denken aan een open kerkgebouw: de ruimte is ommuurd en de eerste jaren worden alleen platte grafstenen gebruikt. In 1941 vindt hier de laatste begrafenis plaats, in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw wordt de begraafplaats gedeeltelijk geruimd. Tegenwoordig is ‘Gedenkt te Sterven’ een openbaar park genaamd ‘De Hof’ en een gemeentelijk monument.