Dit schilderij met een nachtelijke afbeelding van een schip aan de kade te Amsterdam was een cadeau aan de gemeente Hilversum voor de opening van het nieuwe Raadhuis in 1931. Het kwam te hangen in de trouwkamer, tot ongenoegen van architect Willem Dudok, die het daar niet vond passen. Hermann Heijenbrock was de zoon van een bakker en handelaar. Al op jonge leeftijd had hij belangstelling voor havens: de schepen, de dokken en de bedrijvigheid trokken hem aan. Tijdens zijn leven vonden er in de industrie, het arbeidsproces en het dagelijks leven radicale veranderingen plaats, zoals de overgang van stoomkracht naar elektriciteit. Na zijn reizen naar de Borinage, een mijnstreek in Wallonië, en Engeland ging hij zich toeleggen op het schilderen van de mens in zijn werkplaats. Na het overlijden van zijn vrouw hield hij zich veel bezig met het verzamelen van grondstoffen en gereedschappen uit verschillende industrieën. De objecten die hij verwierf liet hij zien op tentoonstellingen en dat leidde tot het Museum van Arbeid in Amsterdam. In 1935 was hij betrokken bij de oprichting van het Goois Museum in Hilversum, waarvan hij de eerste directeur was. Hij werd zo opgeslokt door zijn werk, dat hij nauwelijks meer aan schilderen toekwam.
