Eind 1898 besluit de Hilversumse gemeenteraad om de kermis, die vaak aanleiding vormt voor opstootjes en openbare dronkenschap, af te schaffen. Voor veel Hilversummers is de kermis echter het enige verzetje en dus komen ze in opstand. Eind augustus 1899, rond de datum waarop de kermis normaal gesproken plaatsvindt, trekken boze burgers naar het huis van burgemeester Jan Cornelis Gülcher waar ze met stenen een aantal ruiten inslaan. Ook een boerderijtje aan de Naarderstraat, te zien op deze tekening en één van de oudste huisjes van Hilversum, moet het ontgelden. Het gaat onder het motto ‘Geen kermis in 't land, Ieder jaar brand’ in vlammen op. De ongeregeldheden duren een aantal dagen. Er valt een dode – door een politiekogel – en er zijn verschillende gewonden. Met hulp van het leger wordt na een paar dagen de rust hersteld. De protesten hebben waarschijnlijk toch effect. In 1900 is de kermis gewoon weer terug.